Bossche Monoloog - Ut Engelke belt terug - Wim de Ridder - Zwanenbroedershuis - 11 april 2016
Bossche Monoloog - Ut Engelke belt terug - Wim de Ridder - Zwanenbroedershuis - 11 april 2016
- Een agenda voor overmorgen - Alexander Rinnooy Kan - 2 mei
- Uitdagingen voor onze democratie en voor de inrichting van ons staatsbestel - P.H. Donner - 13 september
- 11 april Futuroloog Wim de Ridder (oud-hoogleraar toekomstonderzoek aan de Universiteit Twente) hield de eerste Bossche monoloog onder de titel Ut Engelke belt terug, de nieuwe betekenis van christelijke waarden in de digitale tijd. Wim de Ridder is oa de auteur van Metamorfose, de nieuwe welvaart, 2016. Eerder schreef hij De ontdekking van de toekomst, wat we al weten, is niet te geloven, 2014 .
De historicus Kees van den Oord schreef over deze avond een blog op Bosch500, de tekst staat ook hieronder*.
- 2 mei Oud-SER-voorzitter prof. Alexander Rinnooy Kan (economie en bedrijfskunde, UvA) (D'66) sprak de tweede Bossche monoloog uit: Een agenda voor overmorgen, wat zijn de drie urgente kwesties? Hij beperkte zich in het perspectief van de opdracht van de lezing tot Nederland. Hij reageerde, voor zover hij iets van diens lezing gehoord had, op de ideeën van Wim de Ridder en wilde eindigen met de opdracht aan het publiek vragen voor te bereiden voor Piet Hein Donner. Futurologen als Wim de ridder hebben het moeilijk omdat technologie erg moeilijk te voorspellen is, zoals indertijd de fax. E-mail werd aan het begin zelfs door ondernemende professoren in Amerika niet herkend als potentieel commercieel. Verder noemde hij uit deze tijd de zelfsturende auto als game-changer, autogebruik komt in plaats van autobezit en dat brengt veel veranderingen mee, ook in de wereldeconomie.
Rinnooy Kan gaf het publiek 3 problemen mee in de vorm van opgaven waar de luisteraars over moesten gaan denken. De eerste ging over het ongaan over de onvoorspelbaarheid van de toekomst en de technologie die daar gebruikt gaat worden. Wat doen we bv met de enorme hoeveelheid gegevens (big data) die ontstaan door allerlei waarnemingen, niet alleen cijfers (econometrie), maar ook gegevens van beelden, geuren, gevoelens, etc. oftewel het internet of things.
De tweede opgave ging over kennis als doorslaggevende productiefactor en over hoe moeten we omgaan met ongelijkheid in opleiding. In de kennissamenleving staan ons nog vele verrassingen te wachten, in de inrichting van die samenleving is duurzaamheid een harde voorwaarde, alles moet worden hergebruikt en duurzame energie moet vooral in Nederland beter. Voor het doorgeven van kennis moeten relevante verschillen tussen hoog- en laagopgeleiden bevorderd worden en de irrelevante verschillen zo klein mogelijk gemaakt worden. Het onderwijs zou daarvoor maatwerk moeten geven anders wordt het dubbeltje nooit een kwartje. Taalachterstand bv wordt te laat aangepakt en de selectie op basis van zoiets als de cito-toets komt drie jaar te vroeg. De verwerping van de middenschool noemde hij een grote fout, daardoor presteert Nederland tegenwoordig zo slecht.
De derde opgave is verstandig omgaan met organiseerbaarheid, hoe organiseer je bv de repressentatieve democratie in de 21e eeuw. Hoe stem je en waar stem je (het huis van Thorbecke is achterhaald). Hij bepleitte decentralisatie met grotere gemeentes en kleinere provincies. Niet zozeer met referenda maar wel met het poldermodel want dat is heilzaam. De democratisering van de waterschappen is weliswaar mislukt maar overleg via het poldermodel (woord pas in 1994 uitgevonden) is wel een goed iets. Maar tradities mogen wel vernieuwd worden.
- 13 september - P.H. Donner, vice-president van de Raad van State, kwam in de derde Bossche monoloog spreken over ontwikkelingen in onze samenleving: uitdagingen voor onze democratie en voor de inrichting van ons staatsbestel. Enkele notities:
Donner vroeg zich af of hij wel de prominente en visionaire spreker is zoals hij uitgenodigd was om te spreken over het verleden, heden en toekomst, want over de toekomst kan veel worden gesproken maar weinig te zeggen. De toekomst kennen we pas als ie er is zei een filosoof eeuwen voor Christus al. Hij was gevraagd ook een link te leggen tussen de tijd van Bosch en de toekomst, "naar de toekomst kijken door achterom te kijken".
De contrasten met de tijd van Bosch zijn groter dan de overeenkomsten, er waren enkele sterke steden die welvarend werden, adel en platteland bleven achter, bedelaars en landlopers "de zzp'ers van de tijd" vormden het sociaal probleem. Het leven was onzeker.
De 16e eeuw was een tijd van overgang maar dat weet je pas achteraf. Daarna kwam een periode anderhalve eeuw van omwenteling, geestelijke verwarring en oorlog, er kwam een nieuwe tijd. De val van Constantinopel, de komst van de boekdrukkunst, ontdekkingsruizen waren belangrijke gebeurtenissen. Thomas van de Kempen [à Kempis] en Luther (zijn 95 stellingen) zorgden 500 jaar geleden voor een verandering. Maar hoe dachten onze voorouders werkelijk? Aan de hand van Bosch zou je denken dat ze óf in angst leefden óf heel losbandlg waren. De afbeeldingen van Bosch waren voor hen heel realistisch, anders had het geen functie. Hebben wij nu een angstig leven als je ziet met hoeveel verzekeringen en beveiliging wij ons omgeven?
Het grootste contrast met de tijd van Bosch is de kijk op de toekomst, toen dacht men dat er weinig zou veranderen, de mensen kwam ook al bijna niet buiten hun woonplaatsen die ook niet groot waren. De middeleeuwers hadden niet zo'n begrip van de "toekomst". Er waren alleen steden en geen staat die voor verandering kon zorgen. Machiavelli kwam pas 500 jaar geleden met het begrip 'staat'. Onder andere Karel de V wilde een sterke staat. Thomas More noemde in zijn Utopia, ook 500 jaar geleden verschenen, de tijden van oorlog een soort ordinair landje-pik.
Onze maatschappelijke toekomst is onzeker, kunnen we wel iets zeggen over de toekomst. Bij Bosch gaan de mensen als door een donkere tunnel naar het licht, bij ons is het net omgekeerd, wij gaan door een lichte, zekere omgeving naar een donkere toekomst die wel anders zal zijn. Kunnen we de toekomst door democratisch wetgeving veranderen en bepalen. Maar als de toekomst vast staat kennen we hem al, maar dat is niet zo want zelfs het heden staat niet vast. En de veranderingen in de samenleving gaan steeds sneller.
In de film Back tot the future (1990) werd 25 jaar vooruitgekeken, achteraf bleek dat de regisseur maar 30 % juist geschetst had.
En wat als we 2 tot 3 keer zo lang leven, wie betaalt dan nog de ziektekostenverzekering voor elkaar.
"De toekomst is als een Bossche bol, van buiten donker, en als je je tanden erin zet van binnen wit (en best lekker), en als je niet uitkijkt krijg je nog vuile handen ook."
Maar voor hoe de toekomst eruit komt te zien is het organiseren van de democratische rechtsstaat heel belangrijk ookal speelt ons dagelijkse leven daar grotendeels buiten af. In de tijd van Bosch was er nog geen staat die zorgde voor stabiliteit, alleen binnen de stad gebeurde dat wel. Door de staat kan een stabiele toekomst gegarandeerd worden, zowel voor eigendom als voor sociale gelijkheid en staatszekerheid.
De rechtsstaat wordt bedreigd door 3 zaken: onvoorspelbaarheid, ongelijkheid en verlies aan vertrouwen in de democratie. Nationale staten zijn succesvol gebleken op het gebied van vrede, recht en handelingsvermogen. Tussen de staten lukt dat nog niet goed, maar de grenzen weer sluiten levert niets op. Nationale staten kunnen niet alles meer oplossen. Vertrek uit de Europese Unie levert geen zekerheden op. De staten sluiten vaak deals en dat zijn geen echte rechtsverhoudingen. Dat biedt onvoldoende zekerheden voor de toekomst. Recht, vrijheid en democratie zijn onafscheidelijk en die kunnen alleen gewaarborgd worden als er voldoende Europees handelingsvermogen is , maar met voldoende ruimte op nationaal niveau, b.v. voor minderheden met echte tolerantie voor afwijkende opvattingen.
Door o.a. twee wereldoorlogen ging het 19e-eeuwse vertrouwen in de toekomst verloren, we hebben nu meer vertrouwen in techniek en maatschappelijke krachten en internationale markten. Maar ook dat vertrouwen gaat verloren door klimaatveranderingen, verlorengaan van natuurlijke hulpbronnen, terroristisch geweld, misslagen van overheden en populistische bewegingen. We zijn vaak bang dat onze kinderen het slechter zullen hebben dan wij.
Naar de toekomst kijken is kijken van achter glas maar je kunt er niet bij. Verwachtingen van de toekomst zijn gekleurd door ervaringen van het heden. Investeringen in de toekomst die er niet zijn zijn is weinigen gegeven. Luther zei nog een boom te planten ook als hij zou weten dat morgen de wereld vergaat.
De toekomst is maakbaar als meer mensen uitgaan van gelijke uitgangspunten, de toekomst hangt af van de vraag: wat verwachten we, wat willen we. En wie de geschiedenis vergeet is gedoemd die te herhalen. De staat is geschikt om oorlog tegen te gaan. Als een staat zegt het goede met de mensen voor te hebben dan moeten we ons hoeden want daar is de staat niet voor geschikt. We moeten constructief met de toekomst bezig zijn en niet laten bedreigen. Hoe moet het wel, daar spreken we in november verder over.
Hij noemde nog een interessante parrallel met de tijd van Bosch. In 1530 schreef Erasmus op verzoek van de paus De Turkenkrijg [De Consultatio ...] over de oorlog tegen de Turken die overbodig zou zijn omdat die mogelijk was door een verdeeld Europa en een futloos Christendom. Wij moeten ons dus gezamenlijk constructief bezighouden met de toekomst.
Deze avonden worden georganiseerd isn met Bosch500.
In november is er een afsluitende bijeenkomst op het provinciehuis.
Ook al heten deze lezingen monologen, na afloop was er toch steeds gelegenheid vragen te stellen.
Op de avonden werden de bezoekers verwelkomd door Karel Noordzij, dit jaar de regerend proost van de Illustre Lieve Vrouwe Broederschap, die ook in het kort iets vertelde over de geschiedenis van dit instituut dat zijn oorsprong vindt in het jaar 1318. Naast de verering van Maria is het doen van goede werken -oa voor de armen- een van de doelstellingen. Het huis aan de Hinthamerstraat is nu een museum dat bezocht kan worden. Het symbool van de zwaan komt uit het verleden toen de adelijke leden van de broederschap het recht hadden om zwanen op hun land te houden en zij bij de jaarlijkse maaltijd een zwaan aanboden, meer ter decoratie dan om op te eten want zwanen zijn niet lekker van smaak en je mag ze nu niet meer afschieten. Leden van het koningshuis zijn automatisch lid en sinds 1629 (verovering van 's-Hertogenbosch door Frederik Hendrik) zijn er 18 katholieke en 18 protestantse broeders, verder zijn er 120 leden, ook gelijk verdeeld over protestant en katholiek. Willem van Oranje is lid geweest en Jeroen Bosch ook. Alexander Rinnooy Kan memoreerde even het succes van de Bosch-tentoonstelling; hij zag in de Eerste Kamer burgemeester Rombouts elke week een maatje groter worden.
info Zwanenbroedershuis
©2016 Gerard Monté
*Ut mobiele Engelke van de Sint-Jan
Jheronimus Bosch trad in het jaar 1487-1488 toe tot de gezworenen van de Illustre Lieve Vrouwebroederschap. In een bewaard gebleven rekening uit dat jaar betaalde Jeroen maelder voor verteringen en drinkgeld voor de keukenmeiden. Hij gebruikte in het huidige Zwanenbroederschapshuis aan de Hinthamerstraat 94 een maaltijd met de voorname medegezworenen. Een bijzondere eer voor onze schilder, die wellicht met het schilderen van twee panelen voor het altaar van Van Wesel in de Broederschapskapel deze promotie tot
gezworene heeft gekregen. De panelen van Johannes de Doper en Johannes de Evangelist zijn dit jaar teruggekeerd en nu nog in het Noordbrabants Museum te zien. Het Zwanenbroederschapshuis waar Jheronimus de maaltijd gebruikte, staat er nog altijd.
Binnenkomend zie je halverwege de trap een schilderij van koningin Juliana, die destijds zwanenbroeder was. Het wapen met de zwaan en de Latijnse spreuk uit de bijbel ‘Sicut lilium inter spinas’(als een lelie tussen de doornen) komen je tegemoet.
Maandagavond 11 april 2016 hield prof. dr. Willem de Ridder, een futuroloog van de universiteit van Twente, hier een boeiende lezing over de Bossche Belengel: Ut Engelke met mobiele telefoon belt terug. Ut Engelke staat pas sinds 2011 hoog boven op de Sint-Janskerk. De Ridder vergeleek dit engeltje met de engel die in het middenpaneel van de Hooiwagen als enige naar God keek. De rest van de mensheid, rijk en arm, was alleen maar bezig met het verzamelen van hooi (=de materie). De Ridder vindt dat wij nu moeten praten tegen de Belengel van 2011. Deze verzamelt de noden en de gegevens en stuurt deze door naar een nieuw platform, die wordt gevormd door de bellers. Dit platform (= de Hooiwagen) moet getrokken worden door de mensen van nu in plaats van de demonen uit de tijd van Bosch. Daarmee scheppen wij een nieuwe wereld, waarvoor wij zelf verantwoordelijk zijn. In de toekomst trekt de overheid zich steeds meer, wij zullen zelf de oplossing moeten bedenken. Lopend van het ene naar het andere experiment. Geschokt reageerde het aanwezige publiek, toen De Ridder voorspelde dat onze hersenen, los van de biologische basis, zich nestelen in de cloud. Het internationale hersenonderzoek is daarmee bezig. Dan kan binnenkort de digitale mens met de snelheid van het licht de ruimte verkennen. Op zoek naar God, naar het buitenaardse leven. Zo werd de eerste Bossche monoloog in het Zwanenbroedershuis een prikkelende, sensationele gebeurtenis, gezworene Jheronimus Bosch waardig.
(c) Kees van den Oord 2016