Gedenkplaats Haaren op Haarendael - symposium Oorden van bang wachten - herdenking - 26 mei 2018
Gedenkplaats Haaren op Haarendael - symposium Oorden van bang wachten - herdenking - 26 mei 2018
De Gedenkplaats Haaren bevindt zich in het oud-groot-seminarie dat in de oorlog door de Duitsers gebruikt werd als gevangenis voor oa gijzelaars, verzetsmensen en joden. Dit rijksmonument staat op het landgoed Haarendael langs de weg naar Tilburg. Bekend is de poort langs de snelweg, de zgn. Poort der Zuchten.
Links van die poort staat het huis, met kapel, van de bisschop van Den Bosch die na het herstel van de bisschoppelijke hiërachie nog niet in Den Bosch mocht gaan wonen. (nu kantoor)
In het gebouw zaten in de oorlog in totaal ruim 4000 gevangenen en gijzelaars (waarvan er 3106 bekend zijn door registratie), door de Duitsers zijn 5 gegijzelden in de bossen van Goirle als repressaille-maatregel gefusilleerd *, een groot aantal mensen zijn er ter dood veroordeeld of als 'Nacht und Nebel' naar Duitsland afgevoerd, enkele gevangenen hebben in de directe omgeving van de gevangenis hun leven verloren.
De bevolking van Haaren heeft in de oorlog veel voor de gevangenen gedaan, soms met groot risico.
Op de Gedenkplaats is een permanente expositie over het Engelandspiel te zien, in de kapel is een kleine expositie van voorwerpen die met de onvrijwillige bewoners te maken hebben, er is de verhoorkamer, de dokterskamer, een cel met origineel 'meubilair', in de zgn. ziekenzaal is altijd een wisselexpositie.
Op 26 mei vond ´s ochtends het symposium ´Oorden van bang wachten´ plaats ** . De nieuwe expositie 'Een oord van bang wachten' was te bekijken, die begint met een gang met 3106 turfstreepjes, voor elke geregistreerde gevangene één. Bovenin deze gang zit een lichtopening zoals de gevangenen die ook in de cellen hadden en waardoor ze niet naar buiten konden en mochten kijken, anders werd er geschoten. (Ontwerp Vera Nooijen, Sint-Lucas Boxtel)
's Middags werd het boek met die titel over deze Polizeigefängnis Haaren gepresenteerd, geschreven door de historicus Peter Bak. De Commissaris van de Koning, Wim van der Donk, kreeg tijdens de herdenking het eerste exemplaar overhandigd.
De openingstoespraak van deze 18e herdenking werd gehouden door de burgemeester van Haaren, mw. J. Zwanenburg.
De plebaan van de Sint-Jan in Den Bosch, Geertjan van Rossem, was aanwezig, net als de burgemeester van Sint-Michielsgestel, Jan Pommer, omdat in Beekvliet ook een aantal gijzelaars vastgehouden werden.
De muzikale intermezzi werden verzorgd door André Janssen, zang en Elena Smirnova, zang.
Dagvoorzitter Marc Hameleers, bestuurslid van de Gedenkplaats, gaf een toelichting op de projecten die voor de nabije toekomst gepland staan zoals een documentaire. Vrijwilliger Cees van Roessel vroeg aandacht voor het plan van een van de bezoeksters om informatie over de 'Indische gijzelaars' te verzamelen. En hij vertelde over de plannen om, samen met studenten van Sint-Lucas, projecten te ontwikkelen voor de jeugd die de Gedenkplaats komt bezoeken.
Interim-voorzitter Jan van Kollenburg gaf een korte toelichting over het verloop van de gesprekken die volgden op de afgedwongen sluiting in de maanden voorafgaande aan de herdenking 2018.
(voor de filmregistratie van het middagprogramma zie onderaan deze pagina)
zie ook Weer open na afgedwongen sluiting in april 2018.
zie evt. ook de openingen van de exposities in 2016, 2015 en in 2012,
en de wandeltocht Te voet te veld tbv de Gedenkplaats in december 2017 + de Rabo-bankcheque okt. 2018
*zie de reizende expositie Gegijzeld voor de vrijheid
Open op zondagen in maart t/m oktober, niet op 1e Paas- en Pinksterdag, wel op de 2e. (13-17 uur)
En op de eerste woensdag van de maand (10-16 uur)
En tijdens rondleidingen op andere tijden, ook voor basis- en middelbare scholen, op afspraak
info Gedenkplaats-Haaren
©2018 Gerard Monté
** Het programma van het symposium:
ontvangst
opening namens de organisatie (Jo Latijnhouwers namens het bestuur van de stichting Gedenkplaats) en door de dagvoorzitter (prof. Arnoud-Jan A. Bijsterveld UvT)
lezing 1: Dr. Albert Oosthoek (Het Nederlandse Rode Kruis l Nationaal Archief): ‘In deze bajes zit geen gajes’
Een nieuwe blik op de gevangenen in het Oranjehotel
lezing 2: Remco Reiding - Fusilleringen rond Kamp Amersfoort
lezing 3: Dr. Peter Bak - Haaren: een oord van bang wachten ***
discussie en korte pauze
lezing 4: Tessa Free MA (Oorlogsbronnen) - De gevangen van Kamp Vught, van namen naar verhalen
Korte reactie van drs. Jeroen van den Eijnde, directeur Nationaal Monument Kamp Vught
lezing 5: Frank van Doorn MA (BHIC) - Eregalerij voor Brabantse gesneuvelde militairen, omgekomen verzetsstrijders en represailleslachtoffers (voor de filmregistratie zie onderaan deze pagina)
Tot slot was er nog ruimte voor discussie.
*** De tekst van de lezing van Peter Bak tijdens het symposium
(voor de filmregistratie zie onderaan deze pagina):
Dames en heren,
Toen ik tien weken geleden de tekst voor mijn boek had afgerond en behoefte
had de zinnen eens te verzetten, las ik de roman The sense of an ending van de
Britse schrijver Julian Barnes. Van dat verzetten van de zinnen kwam weinig
terecht. Ik was nog geen dertig pagina’s onderweg of een van de personages
haalt een uitspraak van een historicus aan. Die luidt als volgt: ‘Geschiedenis is
de zekerheid die ontstaat op het punt waar de gebreken van de herinnering en
de onvolkomenheden van de documentatie samenkomen.’
Meteen was ik weer terug bij het boek dat vandaag wordt gepresenteerd.
Want de documentatie over de geschiedenis van kamp Haaren, het archief-
materiaal, is vérre van volkomen. Van Duitse kant is er vrijwel niets overge-
bleven: vermoedelijk verbrand aan het einde van de oorlog. Van de gijzelaars
die in dit gebouw zijn vastgehouden is weliswaar veel correspondentie
bewaard gebleven, maar van de gevangenen weer stukken minder. Van beide
groepen, de gijzelaars en de gevangenen, is nog maar een handvol in leven.
Hun herinneringen zijn driekwart eeuw oud en sterk getekend dan wel
vertekend. Waarmee ik niet wil zeggen dat ze zonder waarde zijn.
‘Geschiedenis is de zekerheid die ontstaat op het punt waar de gebreken van
de herinnering en de onvolkomenheden van de documentatie samenkomen.’
Op dat punt heb ik vaak gestaan. Wat dat betreft is ons samenkomen op deze
dag treffend. Precies 74 jaar geleden, op 26 mei 1944, werden uit dit gebouw
veertien ter dood veroordeelde gevangenen weggevoerd. Ze vielen niet veel
later in de Loonse en Drunense duinen voor een vuurpeloton. Hun lichamen
zijn nooit gevonden. De historicus wil de ware toedracht weten; nazaten zijn al
74 jaar op zoek naar de laatste rustplaats van deze veertien mannen. De
onzekerheid van de geschiedenis doet ze samen optrekken: de nazaten en de
historicus.
Deze verbintenis heb ik tijdens mijn onderzoeksperiode vaak ervaren. Ik heb
contact gehad met kinderen en kleinkinderen van gijzelaars en gevangenen,
ook met neven en nichten. Dikwijls was er dan de vraag hoe het kampleven in
Haaren was verlopen. Was het niet zo dat het eigenlijk wel meeviel? Stond
kamp Haaren binnen de Sicherheitsdienst niet als ‘sanatorium’ bekend? En
kom, laat ik er dan meteen maar de vraag op volgen die ik vorig jaar ook al in
dit gebouw heb laten horen: wat kan een studie over een sanatorium meer
opleveren dan een verhaal van stilletjes op een kamer zitten en goed worden
verzorgd? Of anders geformuleerd, refererend aan de ondertitel van deze
bijeenkomst: welke ‘nieuwe perspectieven’ kan een boek over kamp Haaren
opleveren?
In de uitnodiging voor deze bijeenkomst staat ook het volgende vermeld: ‘Bak
belicht de complexe geschiedenis van kamp Haaren consequent vanuit het
perspectief van de gedetineerden.’ Dat klopt ⎼ en dat is zeker geen briljante
vondst van de auteur. Ik had gewoon geen andere keuze: de gedetineerden
hebben namelijk het meeste archiefmateriaal nagelaten, vooral de gijzelaars.
Zij mochten zes keer per maand naar huis schrijven en hebben, profiterend
van hun bewegingsvrijheid en het milde kampregime, illegaal nog veel méér
schrijfwerk dit gebouw uit weten te krijgen. De gevangenen mochten maar
eens per drie weken schrijven en hadden, omdat ze op cel zaten, weinig
mogelijkheden om ook clandestien brieven te versturen.
Goed, eerlijk is eerlijk: ik had natuurlijk wel een keuze. Voor mijn boek had ik
tot uitgangspunt kunnen nemen de vraag welke plaats dit kamp had in het
repressieve apparaat van de Duitse bezetter, in Nederland of andere bezette
landen. In heel Europa zijn gijzelaars vastgezet: hoe verhield de reden van hun
detentie en hun lot zich met de Haarense gijzelaars? Vanaf januari 1943
werden in dit gebouw geen gijzelaars meer vastgehouden en was het alleen
nog als Polizeigefängnis in gebruik. Dergelijke oorden waren er meer: in welk
perspectief moet Haaren dan worden geplaatst?
Laat ik klare wijn schenken: liefhebbers van dergelijke organisatorische en
vergelijkende aanpakken zullen in mijn boek weinig van hun gading vinden. Ik
ben een verhalenschrijver. Verhalen over mensen. Ik wil weten hoe een gijze-
laar of een gevangene zich heeft gedragen en wat hij of zij heeft gedacht. Ik wil
me in hem of haar verplaatsen. Dit onderscheidt het boek dat vanmiddag
wordt gepresenteerd van de studies die de achterliggende jaren over de
kampen Vught en Amersfoort zijn verschenen, respectievelijk van Marieke
Meeuwenoord en Geraldien von Frijtag Drabbe Künzel. Zij zijn beschouwers
van afstand, ik loop als het ware in dit gebouw rond.
Verhalen over mensen beginnen vaak met alleen maar een naam. In dit
gebouw hebben vierduizend gedetineerden gezeten: een kleine duizend
gijzelaars en ruim drieduizend gevangenen. De gijzelaarsnamen staan in twee
gedenkboeken; de namen van de gevangenen in een inschrijfboek en een
cellenboek. Al die vierduizend namen heb ik op internet nagezocht. Iedere
ochtend een halfuur, soms een uur: een jaar lang, zoekend naar nabestaanden,
met nog onbekende verhalen, misschien wel met brieven of dagboekaanteke-
ningen.
Dat mannen van naam als Jan de Quay, de latere premier, en Frits Philips hier
zijn gegijzeld en dat agenten van het Englandspiel hier gevangen hebben
gezeten: het is bekend. Het beruchte Spiel en de grote namen zullen tot in
lengte van jaren aan kamp Haaren gelinkt blijven, maar ze lijken ook een
slagschaduw te vormen die het zicht op andere namen en verhalen belem-
mert. Voor gijzelaar Jan Poerink, een rechter uit Vught, wees internet me de
weg naar een kleinzoon in Zeist, van wie ik honderden brieven in bruikleen
kreeg. Willem Speets was een uit kamp Amersfoort afkomstige communis-
tische gevangene die hier was tewerkgesteld; via internet kwam ik bij een
kleinzoon in Alkmaar terecht, die de brieven van zijn grootvader in een
metalen kistje bewaart.
Ook in reguliere archiefinstellingen worden correspondenties bewaard, of
dagboekaantekeningen. Ze zijn echter zelden gelezen, omdat ze veelal af-
komstig zijn van gedetineerden zónder grote naam. En ook omdat dit oord,
deze plaats, de naam heeft een ‘sanatorium’ te zijn geweest. Of vakantiekamp,
Herrengefängnis. Dat klinkt braaf en saai.
Nou, laat ik dan nog eens zo’n onbekende naam noemen: Louis Henri Koning.
In 1947, in het gedenkboek over gijzelaarskamp Haaren, is hij een paar keer
genoemd. Daarna nooit meer. Loe Koning was, evenals Willem Speets, een van
de zogenaamde ‘Amersfoorters’: een communistische gevangene die uit kamp
Amersfoort was gehaald en hier in de huishoudelijke dienst werkzaam was.
Koning was een stuurman op de grote vaart die in de crisisjaren brodeloos
was geworden en zich tot boekhouder had omgeschoold. Híj had de dagelijkse
leiding over kamp Haaren. Heinrich Wacker, de goedmoedige, soms ook
wankelmoedige commandant, voer blind op Koning. Samen zaten ze op
kantoor: Wacker strak in uniform, Koning in een aftands legerkloffie. De SD’er
deed erg zijn best gezag uit te stralen, maar de werkelijke commandant was
een kaalgeknipte communistische gevangene in een vaalgroen pakkie. Saaie
geschiedenis? Nee: omgekeerde wereld.
Koning hield een inschrijfboek bij, dat register met al die namen. Ook met de
namen van 190 joodse gevangenen. Ze zaten hier gelijktijdig met de gijzelaars,
maar daar lees je in het gedenkboek dat de gijzelaars in 1947 uitgaven bijna
niets over. Maar dan ga je brieven lezen, en dagboeken, en ook de processen-
verbaal van verhoren die zowel gedetineerden als SD’ers en bewakers na de
oorlog zijn afgenomen. En dan stuit je op een bizarre kampwereld. Gijzelaars
deden zich op hun kamers tegoed aan gebakken aardappelen met biefstuk, om
vervolgens voldaan een brief naar huis te schrijven waarin ze vroegen per
kerende post hun tennisrackets en golfclubs op te sturen. Maar even later
zorgde een terloopse blik op de binnenplaats voor een schok: daar liepen
joodse gevangenen. Vermeend vakantiekamp Haaren was een venster op een
voorportaal van de holocaust.
Haaren kende grote tegenstellingen, maar was een kleine wereld: vijftien
vierkante meter. Want zo groot waren de kamers van de leerlingpriesters die
in de loop van 1942 tot cellen zijn verbouwd. Létterlijk microhistorie: vier, vijf,
soms zelfs zes gevangenen op vijftien vierkante meter, de hele dag, op een
kwartier of halfuurtje luchten na. Eten, praten, soms ook kibbelen of erger,
kaarten, slapen, lezen en eens in de drie weken een brief naar huis schrijven.
En piekeren natuurlijk: bang wachten. Maar lang niet altijd hopeloos wachten.
Spoor die brieven op, lees ze goed en je stuit op optimisme. Volgens Loe de
Jong was dit verdringing van ‘een diepe angst voor de toekomst’. Deze angst
was in dit gebouw echter allerminst wijdverbreid. Dat kwam door de luxe en
schone accommodatie, de goede behandeling, de toereikende voeding. De
gevangenen behielden hun menselijke waardigheid, ook omdat ze hun eigen
kleren droegen en niet werden kaalgeschoren. Daardoor was het oord van
bang wachten ook een kamp van goede hoop.
Zeg ‘Duits kamp’ en in de collectieve herinnering doemen sterk vermagerde
gestalten in smerige barakken op. Hier, in Lager Haaren, kwam het voor dat
gevangenen bij de warme radiator de knopen aan hun overhemd zaten te
verzetten, omdat ze wat kilootjes waren aangekomen. Hoop kon daardoor tot
grote hoogten stijgen, om van het ene op het andere moment schokkend vals
te blijken. Zoals voor Jacob Jan Hage, een 22-jarige landbouwer uit Sint-
Maartensdijk, daar beter bekend als ‘Nap’ Hage. Hij was in maart 1944
betrokken geweest bij een overval op een distributiekantoor. Niet zo best
natuurlijk, maar in Polizeigefängnis Haaren deed hoop leven, ook voor Nap
Hage.
Op 24 mei 1944 stortte zijn wereld in: hij werd ter dood veroordeeld. Twee
dagen later, vandaag op de dag af 74 jaar geleden, stond Nap Hage met dertien
andere mannen voor een vuurpeloton in de Loonse en Drunense Duinen. Vier
stenen dragen de namen van de veertien doden van 26 mei 1944. Voeg er nog
vijfhonderd namen bij en je hebt het antwoord op de vraag waartoe het bange
wachten in Haaren heeft geleid. Op deze plaats zelf zijn slechts twee gevange-
nen gestorven, onder buitengewone omstandigheden. Maar van de driedui-
zend gevangenen die hier hebben gezeten, in al die gerieflijke kamertjes, zijn
er vijfhonderd, misschien wel zeshonderd élders geëxecuteerd of in een Duits
kamp aan ontberingen gestorven. Of omgekomen tijdens een dodenmars
vanuit een kamp.
The sense of an ending: het gevoel van een einde. Hét einde: dat hebben velen
van die vijfhonderd gevangenen hier, in Haaren, waarschijnlijk niet voorvoeld.
Omdat het een kamp van goede hoop was. Dat de weg vanuit dit gebouw naar
een fusilladeplaats of een oord van dood en verderf kon voeren: het was eigen-
lijk ondenkbaar. Ook voor de nabestaanden, van wie niet weinigen nooit
achter de preciese plaats van het einde zijn gekomen. Des te belangrijker is
daarom het gebouw waarin we vandaag bijeen zijn, de plaats die niet voor
niets Gedenkplaats Haaren heet.
Welk nieuw perspectief biedt mijn boek nu? Het corrigeert een sinds jaar en
dag bestaand beeld: van sanatorium of vakantiekamp Haaren naar een venster
op de holocaust en een oord van een uitgestelde dood. Hieraan ligt onderzoek
ten grondslag. Ik mag misschien van niemand verlangen vierduizend namen te
googlen, maar ik ben ervan overtuigd dat ons, wat de jaren 40-45 aangaat, nog
vele namen en dus ook verhalen onbekend zijn. Die moeten we naar boven
halen, door onderzoek te doen en ze op te schrijven.
Brieven en dagboekaantekeningen, maar ook egodocumenten en interviews
zijn pijlers onder microhistorie en sleutels tot begrip van gevangenschaps-
ervaringen. Ervaringen van vervolging: van verwarring en verontrusting, hoop
en wanhoop, geruchten en speculaties, tragiek en heroïek. Ismee Tames,
verbonden aan het NIOD en bijzonder hoogleraar in Utrecht, heeft dit in haar
inaugurele oratie ‘liminale’ ervaringen genoemd. Liminaal betekent overgang,
grens. De gevangene bivakkeert op de grens van twee werelden: afgezonderd
van de maatschappij, bang wachtend op wat komen gaat.
Ismee Tames liet zich in haar oratie niet uit over de methodiek om liminale
ervaringen te achterhalen. Die hoeft volgens mij niet zo ingewikkeld te zijn:
archiefmeters maken. Wat daar nieuw aan is? Niets, moet ik eerlijk zeggen. Ik
heb echter de indruk dat archiefonderzoek minder vanzelfsprekend is gewor-
den. Dat heeft vermoedelijk te maken met geld en geduld, tegen de achter-
grond van een samenleving die steeds haastiger en kortzichtiger wordt. Een
samenleving die van historisch onderzoek (Ismee Tames gaf dit ook aan)
richtinggevende wenken over identiteit en verantwoordelijkheid lijkt te
verwachten. Dergelijke wenken hebben echter alleen zeggingskracht als aan
de volgende voorwaarde is voldaan: op je gat gaan zitten en onderzoek doen.
Dan lees je, om een voorbeeld te noemen, een brief van een achttienjarige
Muloleerling die hier, in Haaren, ter dood is veroordeeld. Hij heeft gratie
gevraagd. Afwijzing betekent de kogel, toekenning transport naar Duitsland.
Maar gratie vragen betekent ook, zo vindt de jongeman, dat hij zijn makkers
die al niet meer te redden zijn in de steek laat. Dus dan ook samen, hand in
hand, de dood in? Maar je hecht toch ook het leven, aan je familie ⎼ dus
daarom toch maar gratie gevraagd, in de wetenschap echter dat op transport
gaan een ongewisse toekomst betekent, misschien wel ondraaglijke ontberin-
gen. Is die kogel dan toch niet beter? ‘Ik weet werkelijk niet hoe het met me is,’
schrijft de achtttienjarige in zijn laatste brief vanuit Haaren. ‘Het kan me soms
niet schelen en dan weer wel.’ Beter kan de plaats van herinnering, waar we
vandaag bijeen zijn, niet worden omschreven.
Dank u wel.
(c) Peter Bak / gerarddenbosch
Tekst van de lezing van Peter Bak tijdens de herdenking 's middags
(voor de filmregistratie zie onderaan deze pagina):
Dames en heren,
Drie jaar geleden, ook tijdens de Open dag, was ik hier voor het eerst. Kamp
Haaren was mij echter al veel langer bekend, namelijk sinds het begin van de
jaren negentig, toen ik aan een boek over verzetsblad Trouw werkte. Drukkers
en verspreiders van Trouw hebben hier gevangengezeten. Een oprichter van
het blad, Wim Speelman, is uit dit gebouw ontsnapt.
Met het bestaan van kamp Haaren was ik dus wel bekend, maar ik was er nog
nooit geweest. Tot mei 2015, toen ik voor het eerst onder de toegangspoort
door reed en aan het einde van de oprijlaan dit gebouw zag staan. Die zaterdag
heb ik met kippenvel op m’n armen in en rond het gebouw gelopen. Ik deed
toen onderzoek naar de zogenaamde ‘23 van Trouw’: het nog altijd schimmige
verhaal rond 23 verspreiders die in augustus 1944, na een vermeend ultima-
tum van de Sicherheitsdienst, in Vught zijn gefusilleerd. Alle drieëntwintig
hebben hier vastgezeten.
Die zaterdag, drie jaar geleden, liep ik voor mijn gevoel in het decor van mijn
onderzoek rond. Ik ben gaan staan onder de vensters van de cellen waar de
mannen van Trouw destijds hebben gezeten. Ik heb een rondje over de
binnenplaats gelopen, waar ze zijn gelucht. Historici met minder betrekkings-
waan zullen er misschien de schouders over ophalen, maar mijn fascinatie en
verbeelding worden er in hoge mate door gevoed. Ik besloot mijn onderzoek
naar de ‘23 van Trouw’ op te schorten en een boek over kamp Haaren te gaan
schrijven.
Dat werd, na dik zeventig jaar, ook wel eens tijd. Scheveningen, het ‘Oranje-
hotel’, Amersfoort en Vught: ze zijn als detentieoorden van de jaren 40-45
staande begrippen. Maar noem ‘kamp Haaren’ en een wazige blik is meestal je
deel. Gijzelaars vastgehouden? Maar die zaten toch in Sint-Michielsgestel? Nee,
ook in Haaren, dik negenhonderd maar liefst. Tref je iemand met kennis van
onze bezettingsgeschiedenis en noem je ‘kamp Haaren’, dan valt algauw de
term ‘Sanatorium’, of ‘Herrengefängnis’. Want het viel daar, in Haaren, toch
nogal mee? Geen wijdverbreide honger, geen kou, geen systematisch geweld.
Hoeveel gevangenen zijn er eigenlijk omgekomen? Nou, twee. Niet meer.
Beeldvorming is vaak hardnekkig, omdat die nogal eens op vooroordelen
berust. ‘Haaren vakantiekamp’: ik heb het de achterliggende drie jaar diverse
keren moeten horen. Ook moeten lezen trouwens, tussen de regels door van
weer een afwijzing op een aanvraag voor financiering van mijn boekproject.
Uitgevers stonden evenmin te springen. Vanochtend, tijdens het symposium,
heb ik al uiteengezet waarom we van dat vakantiekampbeeld af moeten.
Haaren is een venster op een voorportaal van de holocaust geweest. Op de
binnenplaats hebben joodse burgers rondgelopen, gadegeslagen door gijze-
laars bij wie onmacht en onbehagen om voorrang streden. De flaptekst van het
boek dat vandaag wordt gepresenteerd vermeldt: ‘terwijl gijzelaars in de zon
zaten, stapten joodse gevangenen in vrachtwagens die naar Westerbork
reden.’ Het is geen gelikte zin om de verkoop te stimuleren. Nee, zo wás het.
Geen kamp dat gevangenen in grotere verwarring kon brengen dan Haaren.
Vorig jaar, op deze plek, heb ik verteld over Henk Uittien, een plantkundige uit
Deventer. Hij heeft hier vastgezeten omdat hij Trouw had verspreid. Uittien
was één van die ‘23’. Eind juli 1944 schreef hij zijn familie een brief waarin hij
vroeg geen zoetigheid meer te sturen. Anders moest hij, om een beetje toon-
baar thuis te komen, nog aan de lijn gaan doen. Nog geen twee weken later
stond Uittien in Vught voor het vuurpeloton. Lees zijn brief van eind juli 1944,
lees de brieven van andere Trouw-jongens, van andere gevangenen, en je stuit
op hoop. Die kon tot grote hoogten stijgen, om van het ene op het andere
moment ontzettend vals te blijken. Van de drieduizend gevangenen die hier
hebben gezeten, zijn er vijf- tot zeshonderd elders omgekomen. Haaren was
een oord van de uitgestelde dood.
Dat oord is nog in tact. U ziet het vandaag met eigen ogen. Ik ben er de achter-
liggende drie jaar dikwijls naar toe gereden. Telkens was dat gevoel van
ontzag en ontroering er, ook vanochtend weer, meteen bij de toegangspoort,
aan het begin van de oprijlaan. Je kijkt naar links, dan naar rechts: op de ene
pilaar het gedicht van Jan Engelman, op de andere pilaar Jezus op Maria’s
schoot. Je rijdt verder; je kijkt naar voren: de blik gefixeerd op het gebouw, dat
steeds groter wordt. De overvalwagens met arrestanten reden tijdens de
oorlog rechtdoor naar de vooringang. Nu moet je linksaf en kom je, via de
parkeerplaats, op het landweggetje terecht waar vrouwen naar hun gegijzelde
echtgenoten hebben geroepen en gezwaaid.
Maria de Quay heeft er gestaan, fiets in haar hand. Ze probeerde de blik te
vangen van Jan, haar man, de latere premier. Ze miste hem, en hij haar. Maar
ondertussen schiep De Quay ook vreugde in het gijzelaarsleven. In dit gebouw
nam hij een geweldige gemeenschapszin waar. De geest van de eind 1941
verboden Nederlandsche Unie, waarvan hij een van de voormannen was
geweest, was volgens De Quay nog springlevend. Het vervulde hem met goede
hoop dat de draad van het Uniewerk, het doorbreken van de vaderlandse
schotjes- en hokjesgeest, na de bevrijding weer kon worden opgepakt.
Lydia Slager heeft ook op dat landweggetje gestaan. Ik heb het vorig jaar,
vanaf deze zelfde plek, al eens verteld. Lydia Slager was de vrouw van David
Slager, huisarts in Eindhoven, die in dit gebouw, anders dan De Quay, doods-
bange gijzeltijden heeft beleefd. Hij was joods en vreesde wegvoering. De Quay
kwam midden 1943 vrij, dook onder en bleef de resterende bezettingstijd uit
Duitse handen. David Slager kwam met zijn vrouw en twee kinderen in
Auschwitz terecht. Hij en zijn beide kinderen keerden terug; zijn vrouw, hun
moeder, die vertwijfeld op dat landweggetje aan de oostkant van dit gebouw
heeft gestaan, stierf ergens in het grensgebied van de Oekraïne en Roemenië.
Kom, laat ons verder lopen, naar de zij-ingang van dit gebouw. Hier stapten
gevangenen in vrachtwagens die naar kamp Vught reden, of naar de Wehr-
machtgefängnis in Utrecht, waar tientallen gevangenen zijn berecht. De
wagens reden ook, in het geval dat de gevangenen waren abgetrennt, naar
kamp Amersfoort. Of naar Westerbork, want in dit gebouw hebben ook joodse
gevangenen gezeten.
We lopen naarbinnen en betreden de blauwe tegels van de lange gang die de
beide vleugels van dit monumentale gebouw met elkaar verbindt. Glas-in-
loodramen geven zicht op de binnenplaats. Gevangenen hebben daar ontel-
bare voetstappen achtergelaten. Zoals wij nu voor die glas-in-loodramen
staan, wierpen in 1942 gijzelaars een blik op de binnenplaats. Dit waren de
zoegenaamde preventiegijzelaars, opgepakt in juli 1942 om het verzet van
aanslagen te weerhouden. Een bom op een spoorweg kon ertoe leiden dat
gijzelaars tegen de muur werden gezet. De dood lag hier 24 uur op de loer,
maar het gijzelaarsleven was goed: voldoende eten en veel bewegingsvrijheid.
De gijzelaars liepen hier vrij rond, dus ook over die blauwe tegels, kijkend
door die glas-in-loodramen. ‘We staan dan en zien met verbitterde gedachten
naar buiten,’ schreef een gijzelaar later. Lood in de ramen, lood in de
schoenen. Daar, op de binnenplaats, stapten gevangenen, handen op de rug en
met een manslengte tussenruimte, hun luchtkwartiertje vol. Er waren ook
gevangenen bij die een gele ster op hun kleren hadden, moeders, kinderen.
Loop een rondje over de binnenplaats, kijk omhoog: eerste verdieping,
tweede. Al die vensters waren indertijd dichtgemetseld, maar staande op een
stoel of op een verwarmingsradiator, kijkend door het tralievenster, kon je
daar beneden je medegevangenen zien lopen, en soms herkennen. Hij ook…?
Het is toch niet waar…?
Nadat je een rondje over de binnenplaats hebt gelopen, zet je je voeten weer
op die blauwe plavuizen. Je blik valt op een deur waarop VERHOORKAMER staat.
Hier hebben gevangenen bange uren beleefd, ja, hier is geslagen, gemarteld.
Hier is geschreeuwd, gehuild. De blauwe tegels voeren je verder: naar de
kapel, de dokterskamer, de ziekenzaal en ⎼ aan het einde van de gang ⎼ de
aula. Hier is revueartiest Lou Bandy, die in Haaren van klagen een nare kunst
maakte, door zijn medegijzelaars bijna de deur uitgekeken.
Maar Bandy trok bij en trad uiteindelijk toch op, in de recreatiezaal, helemaal
aan de andere kant van de gang, waar u dit gebouw bent binnengekomen.
Bandy speelde de zaal op 15 oktober 1942 helemaal plat. Een paar uur later
moesten twee gijzelaars opeens hun spullen pakken. Op de spoorbaan tussen
Hengelo en Oldenzaal was een bom ontdekt. De twee werden de volgende
morgen, 16 oktober 1942, gefusilleerd. Ik zei het zojuist al: de dood lag hier
voortdurend op de loer.
Je verlaat de blauwe tegels en gaat de trap naar de eerste verdieping op. Daar
is een cel gereconstrueerd. Je gaat naar binnen, sluit de deur. Even verderop,
in cel 112, heeft de Cuykse marechaussee Jan Verkoelen gezeten. Hij schreef
een van de laatste brieven die Polizeigefängnis Haaren hebben verlaten. ‘Ik
houd moed,’ schreef Verkoelen op 27 augustus 1944, ‘en vertrouw erop dat de
dag spoedig aanbreekt dat ze hier tot mij zeggen: “ga maar naar je vrouw en
kinderen”.’ Die waren drie weken eerder op bezoek geweest. Dochtertje Rietje
had zitten bibberen op zijn arm. ‘Dat kunt ge niet gelooven,’ schreef Verkoelen.
‘Zooiets moet men aanvoelen.’
In zijn brief van 27 augustus 1944 vroeg Verkoelen zijn vrouw de toege-
stuurde eieren de volgende keer wat harder te koken, want bij de verzending
was er één gebroken. Het is een van de brieven die bij mij onder de huid
kruipen: de grote hoop, die zo ontzettend vals kon blijken. ‘Als ge omstreeks
11 September weer iets kunt sturen, zal ik dat fijn vinden,’ schreef Verkoelen.
Maar misschien was het dan al niet meer nodig. ‘Ik zal spoedig weer thuis zijn,’
schreef Verkoelen die zeventwintigste augustus 1944. Een week later stond hij
in een verstikkend volle wagon die vanuit Vught naar Duitsland reed. Hij
keerde niet terug.
Je verlaat de gereconstrueerde cel, je gaat naar huis. Je besluit een boek te
schrijven. Meestal heb ik grote moeite een titel te bedenken, maar die was er
nu meteen: Een oord van bang wachten. De Vriendenkring Haaren 1940-1945
is enthousiast over het boekproject en verleent alle steun. Nabestaanden
dragen royaal aan de financiering bij. Gaandeweg het traject krijgt de titel van
het boek, wrang genoeg, een actuele lading. Het bestaan van Gedenkplaats
Haaren komt op het spel te staan. De plaats van herinnering gaat zelfs een
paar maanden op slot.
Het is hier niet de plaats om in te gaan op de politiek-bestuurlijke verwikke-
lingen rond dit gebouw en omliggend landgoed. Ik weet er bovendien het fijne
niet van. Ik constateer alleen het volgende. Van de drie eerder genoemde
detentieoorden, Scheveningen, Amersfoort en Vught, hebben de laatste twee
de eervolle status van Nationaal Monument. In Scheveningen wordt waar-
schijnlijk eind dit jaar het Herinneringscentrum Oranjehotel geopend. De
toekomst van Gedenkplaats Haaren is daarentegen onzeker. Amersfoort en
Vught werd onlangs door de rijksoverheid elk een miljoen euro toegekend.
Hier, in Haaren, moeten de dubbeltjes worden omgedraaid. Zeker, dit heeft
een gegronde reden, namelijk dat dit gebouwencomplex tot 1967 een groot-
seminarie is geweest, vervolgens tot 2010 een dependance van een zorg-
instelling, die nog steeds de eigenaar is. De Gedenkplaats is hier te gast en dan
past uiteraard bescheidenheid.
Maar toch…, maar toch… Ik begon mijn verhaal met Wim Speelman, die op de
eennalaatste dag van 1942 uit dit gebouw wist te ontsnappen. Hij zat vast
omdat hij Vrij Nederland verspreidde, maar hij kwam hier tot het besluit een
nieuwe verzetskrant op te richten: Trouw. De krant bestaat nog steeds en viert
dit jaar haar 75-jarig bestaan, dat onlosmakelijk met Haaren is verbonden. Dit
geldt ook voor het Englandspiel, een van de grootste mysteries van de tweede
wereldoorlog. In dit gebouw hebben meer dan vijftig geheim agenten, slacht-
offers van het Spiel, gevangen hebben gezeten. Vijf van hen zijn ontsnapt, drie
van de ontsnapten zijn weer naar hier teruggebracht en twee van deze drie
zijn een paar honderd meter buiten het prikkeldraad lafhartig doodgeschoten.
Ook deze aangrijpende oorlogsepisode is verbonden met dit gebouw, evenals
de executie van veertien gevangenen in de Loonse en Drunense duinen,
vandaag precies 74 jaar geleden. En daarom is het van onschatbare waarde
dat het gebouw nog steeds in oorspronkelijke gedaante bestaat. En daarom
zeg ik, als historicus: Haaren, Noord-Babant, Nederland, let op uw zaak.
Dames en heren, in Noord-Brabant, halverwege Den Bosch en Tilburg, aan de
N65, staat een poort. Die is het begin van een driehonderd meter lange oprij-
laan waarover in drie oorlogsjaren vierduizend gedetineerden naar een groot
gebouw zijn gebracht. Over die jaren heb ik driehonderd pagina’s geschreven.
Die zijn tot een boek geworden dankzij stichting Zuidelijk Historisch Contact
en uitgeverij Verloren, die ik zeer dankbaar ben. Ook wil ik graag de mede-
werkers van de Gedenkplaats Haaren noemen, die mij altijd gastvrij hebben
ontvangen en op alle mogelijke manieren hebben geholpen. Zij verrichten in
dit gebouw geweldig werk. Dat gebouw, onderkomen van gijzelaarskamp en
Polizeigefängnis Haaren, krijgt met het boek dat ik nu in mijn handen neem
hopelijk ⎼ eindelijk ⎼ een plaats op de historische kaart van Nederland.
Daartoe wil ik het boek graag meteen weer úit handen geven. En dat doe ik
door het nu, met groot genoegen, aan te bieden aan de commissaris van de
koning, professor Wim van de Donk.
Dank u wel.
(c) Peter Bak / gerarddenbosch
Film van de Haarense Omroep Stichting van de lezing van Peter Bak tijdens het symposium. (29min)
Film van de Haarense Omroep Stichting van de lezing van Frank van Doorn MA (BHIC) - Eregalerij voor Brabantse gesneuvelde militairen, omgekomen verzetsstrijders en represailleslachtoffers (17 min.)
Film van de Loha Lokale Omroep Haaren met een registratie van het middagprogramma. (1u27min)